Lezing "Een leven lang-
rituelen en gebruiken rondom geboorte,
huwelijk en overlijden"

Door mevrouw Drs. Kitty Jansen-Rompen

Gehouden op 1 oktober 2008

Ter afsluiting van het project ‘Een eeuw Horst aan de Maas 1840-1940’ hield mevrouw Kitty Jansen-Rompen op woensdag 1 oktober een lezing over de gebruiken bij een aantal kernmomenten in een mensenleven in rooms-katholiek Limburg.


Mevrouw Drs. Kitty Jansen-Rompen tijdens de lezing "Een leven lang".

Ze concentreerde zich daarbij vooral op de periode van omstreeks 1850 tot 1950, maar trok de lijn ook regelmatig door tot de dag van vandaag. Evenmin schuwde ze een terugblik in het verdere verleden. Op die manier toonde ze overtuigend aan dat de periode van het Rijke Roomse Leven – in tegenstelling tot wat wel eens wordt gedacht – niet eeuwenlang duurde, maar nauwelijks honderd jaar bedroeg. Daarvoor en daarna was er geen sprake van een rooms-katholieke kerk die tot in de kleinste details haar stempel drukte op het dagelijks leven van de gelovigen.
In het algemeen valt van veel tradities rondom geboorte, huwelijk en overlijden moeilijk vast te stellen waar ze vandaan komen. Sommige hebben een joodse oorsprong, andere een christelijke. Bovendien zijn en waren er vele vormen van bijgeloof. Zo dacht men in Nuth dat vrouwen zwanger werden door het eten van veel knolselderij. In andere plaatsen legde de zwangere vrouw een afbeelding van het Lam Gods onder haar kussen opdat de bevalling voorspoedig zou verlopen.
In een tijd waarin de wereld nog veel kleiner was, speelde de buurtgemeenschap bij tal van gebruiken een heel belangrijke rol. Denk bijvoorbeeld aan de ‘kiendjeskoffie’, het aanzeggen van de dood van een buurtgenoot en het dragen van de doodskist bij de uitvaart.
Wat de spreekster eveneens duidelijk wist te maken, is dat veel gebruiken slechts een beperkte levensduur hebben, hoewel er soms ook weer een revival plaatsvindt. Dit laatste geldt voor het bakeren: eerst lange tijd in zwang (op het platteland langer dan in de stad), daarna helemaal uit de mode en tegenwoordig door sommige vroedvrouwen weer gepropageerd. Voorbeelden van gebruiken die slechts kort een zekere mate van populariteit genoten, zijn het vernoemen van meisjes naar Maria (jaren vijftig), het op de fiets naar de huwelijksmis gaan (jaren zeventig) en het op een bepaalde leeftijd verhuizen naar een bejaardenhuis (jaren zestig, zeventig).
Veel gebruiken krijgen geleidelijk een nieuw jasje. Zo mocht, om een voorspoedig huwelijk af te dwingen, vroeger helemaal niets overblijven van de bruidstaart, terwijl tegenwoordig juist het bovenste stukje van de taart wordt bewaard tot de geboorte van het eerste kind, een uit Engeland overgewaaid gebruik. En tot in de jaren zestig was het gebruikelijk om kinderen binnen enkele dagen na hun geboorte te dopen (om te voorkomen dat ze zouden sterven zonder te zijn gedoopt), terwijl het dopen tegenwoordig niet meer aan een termijn is gebonden. Ook van religieus getinte cadeaus bij eerste communie en huwelijk – heel normaal tot in de jaren vijftig – is vandaag de dag nauwelijks sprake meer.
Als één ding duidelijk werd uit de lezing van mevrouw Jansen-Rompen dan is het wel dat het onjuist zou zijn om de rituelen en gebruiken rondom geboorte, huwelijk en overlijden als statisch en onveranderlijk te zien. Want behalve de reeds eerder gememoreerde verschillen per tijdvak zijn en waren er ook plaatselijke en regionale verschillen en verschillen per sociale klasse (en dan laten we de verschillen per geloofsovertuiging nog maar buiten beschouwing). Zo is balgooien door jonggehuwden een bijna exclusief Horster gebruik en kreeg de kraamvisite in Noord-Limburg al voor de Tweede Wereldoorlog beschuit met muisjes, terwijl dit gebruik in Zuid-Limburg pas na de bevrijding in zwang kwam. Verschillen tussen arm en rijk bleken bijvoorbeeld uit de witte trouwjapon, die in hogere kringen al rond 1870 populair werd en bij de lagere standen pas vijftig jaar later. Ook een huwelijksreis was lange tijd alleen weggelegd voor de meer welgestelden.

Uit de enthousiaste reacties tijdens de lezing, in de pauze en na afloop viel op te maken dat het betoog van mevrouw Jansen-Rompen de circa zestig aanwezigen bijzonder aansprak. Voornaamste troeven waren haar vlotte verteltrant, haar niet van humor gespeende anekdotes en haar op onze regio toegespitste voorbeelden. Vooral met dit laatste wist ze veel van de toehoorders een – zoals de voorzitter het in zijn slotwoord noemde – ‘Aha-Erlebnis’ te bezorgen.

Voor wie interesse heeft in dit onderwerp zij ten slotte nog opgemerkt dat binnenkort als deel 10 in de serie De kleine geschiedenis van Limburg in 25 dagen een publicatie van de hand van mevrouw Jansen-Rompen verschijnt over het thema ‘van de wieg tot het graf’
(zie www.dekleinegeschiedenisvanlimburg.nl).


Wim Moorman


Terug


Start