Lezingen:

“De ontwikkeling van beekdalen” door de heer J. Roymans
“Molens in de Groote Molenbeek” door de heer H. de Mars

12 april 2006

De heer Roymans gaf aan de hand van oude kaarten en van onderzoek een overzicht van te verwachten archeologische en historische vindplaatsen. Bij de ontwikkeling van nieuwe plannen in het landschap probeert hij daarom in een zo vroeg mogelijk stadium te bewerkstelligen dat men rekening houdt met mogelijke vondsten en zo mogelijk inpast in de nieuwe structuur. Bij restauratie komen vaak resten van watermolens naar boven, vaak gepaard met resten van een brug. Deze watermolens waren vaak te vinden in de bovenloop en de middenloop van de rivier vanwege het verval dat men nodig had. Hierbij trof men dan ook de bruggen en voorden (oversteekplaatsen) aan. In de benedenloop werd de rivier vaak overgestoken met een veer.
Tegenwoordig heeft men weer oog voor de natuur en voor het landschappelijke. Hij pleit ervoor om, ondanks de beperkte budgetten, toch geld vrij te maken voor archeologisch onderzoek, de bodem is vaak maar een keer te lezen. Ook pleit hij ervoor om een methode te ontwikkelen om de archeologische waarde van beekdalen vast te stellen.


De heer Jan Roymans is senior projectarcheoloog bij RAAP Archeologisch Adviesbureau. Hij is afgestudeerd aan de VU in het vak Erfgoedstudies, hierin komen archeologie, historische ecologie, toponymie en bouwhistorische en historische geografie aan de orde.

 

De heer H. de Mars gaat in op de functie van watermolens in een rivier, in het stroomgebied van de Maas en later in het gebied van de Groote Moolenbeek. In de 16e tot 18e eeuw lagen er wel 2250 tot 4500 watermolens in het Maasbekken. Anno 2000 waren dat er nog 2000, waarvan 45 in Limburg en 15 in Brabant. De eerste vermeldingen stammen uit de 8e eeuw. In Limburg is de Bisschopsmolen in Maastricht de oudste (1099).
De watermolens waren de motoren van het pre-industriële tijdperk. Er waren speciale molens voor allerlei doeleinden. Het gevolg van deze activiteiten was dat er veel afvalstoffen in de rivieren en beken terecht kwamen.
Bij het kasteel in Horst hebben 2 onderslagmolens gelegen. Ook in Tienray lag een graanmolen. (1475-1845) Verder in de Molenbeek lagen er in Meerlo (=Mirlaere) bij Meerlo-Elshout en bij het kasteel een molen. Deze was de laatst functionerende houten molen (tot 1925). Tenslotte lagen er in Wanssum nog 2 molens. Op deze manier was het verval van de benedenloop van de Molenbeek helemaal benut. De heer De Mars pleit er voor om de watermolens opnieuw te integreren in het landschap.
De heer De Mars is bezig met een verder onderzoek naar de plaats en de functies van oude watermolens en vraagt om de medewerking van de aanwezigen. Als er nog mensen zijn die oude documenten, foto’s of kaarten hebben dan wil hij die graag inzien. Dit kan via het secretariaat van het LGOG.
Tenslotte geeft de heer Dehing nog een korte toelichting op de restauratie van cultureel erfgoed, met name van watermolens waarmee het bureau zich de laatste jaren heeft bezig gehouden.

Dr. Hans de Mars is in het dagelijkse leven werkzaam als senior adviseur ecohydrologie bij de afdeling Water & Ecologie van het adviesburo Royal Haskoning in Maastricht. Hij heeft diverse keren opdrachten van de Provincie Limburg uitgevoerd, m.n. als het gaat over herinrichtings- en herstelplannen van natuurgebieden. Hij is o.m. ook auteur van de Ecohydrologische Atlas van Limburg (1998), een tweedelig standaardwerk over de natte natuur in Limburg en heeft daarnaast ook verschillende wetenschappelijke publicaties en meer populair getinte artikelen op zijn naam staan.

 


Terug


Start