Lezing: "Losse eindjes"
Woensdag 14 september 2016

Door de heer Gerrit van der Vorst

 

Verslag lezing Gerrit van der Vorst op woensdag 14 september 2016, “Losse eindjes”.
Naar aanleiding van zijn onlangs verschenen boek “Het kapitaal van Sal Walvis” hield de onderzoeker/auteur Gerrit van der Vorst een lezing genaamd “Losse eindjes”
De heer van der Vorst start zijn betoog voor een volle zaal, ruim 50 aanwezigen, met een verklaring van zijn motivatie om zo’n langdurig en tijdrovend onderzoek te doen naar de Jodenvervolging in Noord-Limburg en een aantal onopgeloste affaires die zich ook in deze omgeving afspeelden. Zijn vader was politieagent in Venlo ten tijde van de oorlog en hij was benieuwd naar zijn bijdrage in de werkzaamheden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Daarbij stuitte hij op het verhaal van twee Joodse meisjes, 6 en 8 jaar oud, die in Velden ondergedoken zaten maar werden opgepakt. Na een aantal dagen op het politiebureau vast gezeten te hebben werden zij op transport gezet naar Westerbork, waar ze 6 september 1944 werden vermoord. Een aangrijpend en hartverscheurend verhaal dat de schrijver dusdanig aangreep dat hij zich verplicht voelde om nader onderzoek te doen en de archieven in te duiken. Hij noemt dit zelf een soort herdenkingsplicht. Het gevolg is dat er uiteindelijk twee boeken van zijn hand verschenen, “Een diepzwarte sluier, de grensplaats Venlo en de Jodenvervolging” en “Het kapitaal van Sal Walvis”.
Hij noemt zijn onderzoekingen ook een late herdenking van de Holocaust. Hij constateerde dat er onder de Nederlandse bevolking echt wel een soort antisemitisme bestond en dat men weinig empathie betoonde. Zo ontdekte hij veel “Losse eindjes”, er was geen sterfdatum bekend, geen begraafplaats etc. Als voorbeeld noemde hij de Venlonaren Alex Wolff, die ergens in Polen begraven moet liggen en als “Los eindje” ook nog Philip Cohen, groot Venlonaar die veel voor de joodse onderduikers heeft gedaan, maar daar niet of nauwelijks voor is geëerd.
Voor deze avond heeft hij twee andere “Losse eindjes” als onderwerp gekozen. Het verhaal van Sal Walvis en van het echtpaar Maisonpierre-Compris. Sal Walvis was een joodse onderduiker die in Horst ondergedoken zat samen met zijn vrouw en secretaresse. Hij werd op 15 juli 1944 doodgeschoten op verdenking van verraad, hoewel hier geen enkel bewijs voor was. Ook verdween zijn kapitaal, het geld waarmee hij onderduikplaatsen kocht, dit waren ettelijke duizenden guldens. Een geval van roofmoord? Zijn dossier is lang gesloten gebleven, werd wel bewaard door de heer van der Linden. Er waren vier moordverdachten maar niemand nam de verantwoordelijkheid. De zaak werd geseponeerd, zoals bij zoveel andere gevallen ook is gebeurd. Dit tot grote wanhoop van de familie. Sal Walvis trok op de fiets door Nederland als zogenaamde kampinspecteur, overal bleef hij enige tijd en vertrok dan weer. Zo kwam hij in Horst terecht bij de familie Meijers in de Herstraat. Zijn twee kinderen had hij elders ondergebracht, zij overleefden de oorlog. In Horst probeerde hij aansluiting te krijgen bij het verzet, maar men vertrouwde hem niet. Door het verraad in Weert was er grote stress onder de verzetsmensen en in paniek besloot men Sal Walvis te elimineren. Hij werd naar de Witveldweg gelokt waar men hem op zeer amateuristische manier om het leven bracht, zijn bezittingen meenam en hem niet eens begroef. Dat is pas enige dagen later gebeurd. Van zijn spullen is nooit meer iets terug gevonden, ook zou hij geheime informatie bij zich hebben gehad over de V1, een Duits militair wapen. Wiel Houwen uit Horst bleef aandringen op nader onderzoek maar het geheel werd in de doofpot gestopt. Waarom is nog steeds een kwestie van gissen. Zijn weduwe, mevrouw Rientje Walvis-Winnik heeft een zwaar leven gehad en is altijd gebukt blijven gaan onder haar oorlogsverleden en dat van haar man. De vraag blijft of nog eerherstel mogelijk is.
Na de pauze behandelde de heer van der Vorst de geschiedenis van het echtpaar Maisonpierre-Compris. Het was een welgesteld echtpaar dat voor de oorlog een bloeiende handel had in luxe artikelen in de Kalverstraat in Amsterdam. De zaak werd al snel in de oorlog overgedragen en het echtpaar besloot onder te duiken. Waarom Sevenum? Omdat Sevenum als een veilige haven werd beschouwd. De rijwielhandelaar Obers had connecties in Amsterdam en hij zal waarschijnlijk het contact gelegd hebben. Het echtpaar zat ondergedoken bij de familie Timmermans-Huijs. Op 2 september 1944 werd door de Duitsers onder leiding van de gevreesde Johan Berendsen een razzia uitgevoerd in Sevenum en het echtpaar werd opgepakt. 5 september 1944 was “Dolle dinsdag” en de Duitsers raakten in het nauw. Wat te doen met het echtpaar dat in de gevangenis zat. Berendsen besloot om samen met een andere misdadiger, Alfons Arts, het echtpaar te liquideren. Dit gebeurde op 14 september 1944 in de buurt van het Zwarte Water in Venlo. Beiden werden op een laffe manier van achteren neer geschoten. Ook hier is waarschijnlijk sprake van een roofmoord, alle spullen zijn verdwenen.
Saillant detail is nog dat er een groot verschil is in de behandeling van de daders. Berendsen werd ter dood veroordeeld maar bijvoorbeeld Fons Arts komt weg met zeven jaar gevangenis. Ook verdwenen veel Waffen SS-ers in het niets. Zij konden ergens anders weer een nieuw bestaan opbouwen. Diverse namen worden door de heer van der Vorst genoemd. Het echtpaar Maisonpierre ligt in Sevenum begraven.
Na de lezing ontstond er nog enige discussie over de betaling voor en door onderduikers. Vast staat dat Sal Walvis goed betaalde voor zijn onderduikadres maar ook is bekend dat voor de Tienrayse onderduikkinderen nooit iets werd betaald. “Waar er acht kunnen eten kan er nog wel een negende bij” was een veel gehoorde uitspraak. Er waren verschillen en zo zal het in de rest van het land ook wel zijn gebeurd.
Daarna was er nog gelegenheid om het boek te kopen en te laten signeren. En uiteraard werd er ook buiten de zaal nog driftig nagepraat.

Verslag: Jan Vissers


Terug


Start